Net als de meeste dingen in het leven kun je goede ideeën niet plannen. Mijn icebreaker-verhaal begon in 1994. Ik was 24 jaar en mijn Amerikaanse vriendin kwam net terug van een verblijf op een boerderij met merinoschapen op Pohenui Island, Nieuw-Zeeland.
De ervaring was overweldigend voor haar en ze overtuigde me om kennis te maken met de boer. Een week later spraken we af voor een lunch. De boer, Brian Brackenridge, legde een wollen T-shirt voor me op tafel. “Wat vind je ervan?” Ik trok het shirt ter plekke aan, tot verrassing van de serveerster. Het voelde niet aan zoals ik verwachtte – het was zacht en zijdeachtig en ongelooflijk comfortabel – helemaal niet zoals de kriebelige wollen truien die ik als kind droeg. Het was gebreid van superfijne merinowol geschoren van de rug van de merinoschapen op Pohenui Island. Ik hield het T-shirt tijdens die lunch aan en heb het niet meer terug gegeven.
Een paar maanden eerder droeg ik tijdens een 5-daagse kajaktrip een synthetisch polyester shirt. Dat was de ‘technische’ stof voor buitenkleding die in die tijd gebruikelijk was. Het zag er best cool uit, maar ik ging er heel erg in zweten en het voelde aan als plastic. Op de tweede dag begon ik ontzettend te stinken. Ik stond versteld toen ik erachter kwam dat alle synthetische stoffen voor buitenkleding, zoals polyester en polypropyleen, van kunststof werden gemaakt. Ik vond het maar een gekke gedachte om de natuur in te trekken in een plastic zak. Dat was een probleem, en hier in het café lag de oplossing voor me.
De dagen erna bloeide mijn liefde voor dat T-shirt verder op. We werden onafscheidelijk. Ik ging erin rennen en fietsen, ik droeg het onder m’n overhemd naar m’n werk, ik droeg het als ik uitging, ik sliep er zelfs in. Het was heerlijk zacht, raakte niet oververhit, hield geen geurtjes vast, zelfs na dagen dragen, en ik kon het in de wasmachine gooien. Maar bovenal, het was volkomen natuurlijk, in tegenstelling tot andere buitenkleding. Het Amerikaanse meisje ging terug naar huis en het T-shirt werd mijn nieuwe liefde.
Dit was waar ik naar had gezocht: een groots idee met wereldwijde mogelijkheden. Mijn gevoel stond op de automatisch piloot, ik had mijn roeping gevonden. Ik nam ontslag bij het marktonderzoeksbureau waar ik werkte en nam een twee hypotheek voor $25.000 op m’n huis, door bij de bank te vertellen dat ik een nieuwe keuken wilde inbouwen. Met het geld kocht ik het concept achter het prototype van het kledingstuk. Het voelde niet als een risico, voor mijn gevoel had ik geen keuze.
Ons doel was simpel: hoe kunnen we mensen een natuurlijk alternatief bieden voor synthetische buitenkleding? En al snel was de volgende vraag: hoe kunnen we de totale buitenkledingbranche veranderen, zodat we meer duurzame, natuurlijke oplossingen en minder niet-duurzame petrochemische materialen gebruiken?
Iedereen die het product droeg, stond versteld en ik was overtuigd. Mijn mantra was: ‘Het lukt me als ik het niet verpest’. Ik had geen idee hoe nu verder, dus ik zocht mensen die me konden helpen. Ik schreef een bedrijfsplan, vond via de ouders van vrienden acht investeerders die bereid waren om $200.000 te investeren, en vormde een groep mentoren met passie en ervaring. We hadden een duidelijke visie en in 1995 werd icebreaker geboren. We waren kleine mannetjes met een groot idee: om mensen te verbinden met de natuur, in kleding die kwam uit de natuur.
icebreaker betekent dat het ijs breekt. Dat betekent letterlijk dat het je warm houdt, maar eronder zit een andere betekenis. Het breekt ook figuurlijk het ijs tussen mensen en de natuur, door nieuwe ideeën en nieuwe relaties, en tussen natuurlijke vezels en je lichaam.
Aan het einde van dat eerste jaar lagen onze producten in 14 grote buitenkledingwinkels in heel Nieuw-Zeeland. Deze winkels waren de eerste die het risico namen met een jonge gozer met een droom, een Datsun, een koffer vol merino base layers en een aanbeveling van Sir Peter Blake.
Het is nu 20 jaar later, en icebreaker is in meer dan 40 landen te koop, maar ons simpele idee is hetzelfde gebleven: neem een natuurlijke vezel die bedoeld is om een dier in leven te houden - een merinoschaap - en transformeer het tot een hoogwaardig en natuurlijk kledingsysteem om mensen in de natuur in leven te houden. Mensen hebben de natuur nodig. De natuur is de antistof tegen ons gestoorde stadsleven. Het brengt de geest in balans en brengt passie in ons hart. De natuur heeft de antwoorden.”